Gouverneurs generaal nederlands-indië

Biografische studie over Alexander W.F. Idenburg en de moraal van het Nederlands Imperialisme

Nederland was eeuwenlang een koloniale macht. Het onderzoek naar deze tijd richt zich vandaag de dag veelal op de slavernij en op de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog na afloop van de Tweede Wereldoorlog. De periode van het ethisch-imperialisme &#; tussen het einde van de slavernij in de tweede helft 19e eeuw en het begin van de dekolonisatieoorlog in &#; was nooit eerder onderwerp geweest van een intensieve studie. Daarin brengt Hans van der Jagt verandering met zijn indrukwekkende boek Engelen uit Europa. A.W.F. Idenburg en de moraal van het Nederlands imperialisme.

Gebaseerd op zijn zeer uitgebreide jarenlange onderzoek in binnen- en buitenland, dat uitmondde in zijn promotie in , legt hij in deze door hemzelf genoemde “geopolitieke microgeschiedenis” de paradox bloot die het Nederlandse ethisch-imperialisme in feite was. Van der Jagt doet dit aan de hand van de persoonlijke beleidsopvattingen van Alexander F. W. Idenburg en hoe hij deze in de praktijk bracht, om zo inzicht te krijgen in de wijze waarop het Nederlandse ethisch-imperialisme vorm kreeg in een internationale context. Spoiler: dat is hem bewonderingswaardig goed gelukt.

Alexander Idenburg

Alexander W.F. I

Idenburg, Petrus Johannes Abram ()

&#; Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: C. Fasseur, 'Idenburg, Petrus Johannes Abram ()', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL: []

Idenburg, Petrus Johannes Abram, Indisch ambtenaar (Meester Cornelis (Ned.-Indië) - 's-Gravenhage ). Zoon van Alexander Willem Frederik Idenburg, minister en gouverneur-generaal van Ned.-Indië, en Maria Elisabeth Duetz. Gehuwd op met jkvr. Sarah Maria Johanna van de Poll. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 jong overleden dochter, 2 zoons en 2 dochters geboren.

Idenburg bezocht het Christelijk Gymnasium te 's-Gravenhage en studeerde van tot rechten aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op 12 oktober promoveerde hij bij zijn leermeester A. Anema op een volkenrechtelijk onderwerp getiteld: Over de grondgedachte van de clausula rebus sic stantibus in het volkenrecht (Zutphen, ). In november van dat zelfde jaar werd hij naar Indië uitgezonden om te worden geplaatst bij de dienst der belastingen onder toezegging dat hij bij gebleken geschiktheid na één jaar onafgebroken dienst zou worden benoemd tot adjunct-inspecteur van financiën. Deze laatste functie verwisselde hij eind met die van secretaris van de Raad van Nederlandsch-Indië, het adviescollege dat

Met hulp van Jezus en de Schrift

Het is dat ene zinnetje uit het beroemde citaat van de Engelse schrijver L.P. Hartley over geschiedschrijving dat meteen naar boven komt bij het lezen van de term ‘ethisch imperialisme’. Het verleden, schreef hij, was een onbekend buitengewest, men dacht en handelde er anders; in de woorden van de Engelse auteur: ‘They do things differently there.’

Dit is precies die afstand die je gewaar wordt bij het proeven van de term ‘ethisch imperialisme’, twee woorden die als ze nu in één adem genoemd worden de wenkbrauwen doen fronsen, want moreel verantwoord imperialisme is per definitie onbestaanbaar, is de weldenkende opinie. Ruim honderd jaar geleden was het precies omgekeerd. Imperialisme ging niet uitsluitend om het gewin, het was ook een opdracht. In Engeland beschreef de dichter Rudyard Kipling deze als The White Man’s Burden, in Frankrijk had men het over de mission civilisatrice, en in Nederland sprak men van ‘een ereschuld aan Indië’ of van een ‘zedelijke verplichting’. Het ‘Half kind, Half demon’ uit Kiplings gedicht moest wat opgevoed en ontwikkeld, bijgeschaafd en beschaafd, geholpen en begeleid worden opdat het begreep wie en wat goed voor hem was: zijn moedernatie overzee, die hem een beetje mens wilde maken naar eigen wester

Imperialism and Morality and the Colonial Administration of A.W.F. Idenburg,

This doctoral thesis revolves around the question of how the Netherlands, and Idenburg in particular, was able to pursue a policy of ethical imperialism against a backdrop of changing colonial relations and geopolitical developments. To what extent was Idenburg able to play a decisive role in the Dutch colonial policy?

It is divided into three parts that are in line with the angles worked out by the nineteenth-century French political philosopher Alexis de Tocqueville in his liberal-conservative world view: social imperialism, culture and identity politics, and the workings of democracy.

A commercial edition of this thesis will be published by Prometheus (Amsterdam) during the autumn of

The supervisory committee consists of George Harinck (VU University Amsterdam) and Hans Renders.

Hans van der Jagt was a PhD candidate at VU University Amsterdam. The public defense of his thesis took place on June 24, , pm. An interview with Van der Jagt appeared in Nederlands Dagblad. De Volkskrant, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer, Historisch Nieuwsblad and Biografieportaal published reviews of his thesis. Elsevier Weekblad featured an essay by Van der Jagt on occasion of the publication of his book.



Idenburg, Alexander Willem Frederik ()

&#; Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: C. Fasseur, 'Idenburg, Alexander Willem Frederik ()', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL: []

Idenburg, Alexander Willem Frederik, minister en gouverneur-generaal (Rotterdam - 's-Gravenhage ). Zoon van Petrus Johannes Idenburg, scheeps- en huisarts, en Rosine Alexandrine Frederike van der Hegge Spies. Gehuwd sinds met Maria Elisabeth Duetz. Uit dit huwelijk werden, behalve 4 jonggestorven kinderen, 2 dochters en 1 zoon geboren.

Idenburg bezocht te Utrecht de lagere school en voltooide de HBS. Zestien jaar oud werd hij naar de Koninklijke Militaire Academie te Breda gezonden waar hij een opleiding volgde tot officier bij het wapen der genie van het Indische leger. In vertrok hij als tweede luitenant naar Ned.-Indië. Dit was het begin van een Indische militaire loopbaan die in een afsluiting kreeg toen hij met ziekteverlof naar Nederland terugkeerde. Idenburg nam, toen hij in was bevorderd tot eerste luitenant, deel aan militaire campagnes in de Westerafdeling van Borneo () en Atjeh () zonder echter rechtstreeks bij gevechtshandelingen betrokken te worden. In werd hij bevorderd tot kapitein en in volgde zijn benoeming tot adjudant van de Commandant van het Indische leger