Camera obscura

gepubliceerd op 10 februari

Wat zag Nicolaas Beets in Hees?

In zijn Leidse studentenjaren was Nicolaas Beets () ongelooflijk hip en wild. Haast onvoorstelbaar dat uit deze wildebras een luimige prozaschrijver (Hildebrand) en een brave dominee-dichter groeide, die – toegegeven – in zijn oude dag beschikte over machtige bakkebaarden. Zo onvoorstelbaar, deze metamorfose, dat dat in kleine kring ‘het probleem-Beets’ ging heten. Zelf noemde Beets zijn studententijd ‘mijn zwarte tijd’.

In augustus , midden in die zwarte tijd, bezocht de twintigjarige Beets de oude stad Nijmegen. Zijn vier jaar oudere neef en studievriend Abraham Scholl van Egmond had zich dat jaar in Nijmegen gevestigd als arts. Zij hadden beiden belang bij dat bezoek: Scholl van Egmond kreeg als het ware het studentenleven van Leiden, waar hij juist afscheid genomen had, weer even op bezoek en de romantische Beets kon in de omgeving van Nijmegen het bijzondere landschap indrinken. Misschien dat Beets zo ook even kon bekomen van de drukte die hem als Leids wonderkind omgaf.

Sommige dagtochtjes ondernam Beets met zijn neef, meestal trok hij er alleen op uit. In het dagboek dat hij bijhield (en dat in in een prachtige editie van Peter van Zonneveld verscheen), is dat goed te volgen. Het is goed mogelijk d

biografie: Nicolaas Beets

-


Nicolaas Beets  [Haarlem – Utrecht ]  letterkundige en predikant.

Beets studeerde van tot theologie te Leiden. In deze jaren was hij enthousiast over het werk van George Byron en Walter Scott, in wier somber-romantische trant hij verhalende gedichten schreef. Deze zwaarmoedige periode, die Beets zelf zijn ‘zwarte tijd’ noemde, strookte niet met zijn opgeruimde aard (vgl. zijn studentikoze feestverslag De masquerade, ), die dan ook  kort daarop zijn  uitdrukkingsmiddel vond in prozageschriften onder de schuilnaam Hildebrand,  later opgenomen in de Camera obscura, zijn beroemdste werk.

In  promoveerde hij tot doctor in de theologie op het proefschrift De Aeneae Silvii, qui postea Pius papa secundus, morum mentisque mutationis rationibus. Het jaar daarop werd hij predikant te Heemstede en trouwde hij met Aleida van Foreest. In deze periode schreef hij Ada van Holland en liedjes als Groote plas (over het droogmaken van de Haarlemmermeer), De conducteur en Maartje van Schalkwijk. In werd hij predikant te Utrecht en in hoogleraar in de kerkgeschiedenis aldaar (tot ).

Kort na de geboorte van hun negende kind stierf zijn vrouw in ; uit zijn tweede huwelijk met een jongere schoonzuster werden nog zes kinderen geboren.

Nicolaas Beets werd geboren in te Haarlem als zoon van een apotheker. Zijn literaire roem berust voornamelijk op zijn studentenjaren, maar ook vóór die tijd was hij al veel met literatuur bezig. Op de Franse school, die hij van zijn tiende tot dertiende bezocht, leerde hij – enigszins uitzonderlijk – ook Engels. Daardoor kon hij beroemde Engelse auteurs uit die tijd in hun eigen taal lezen. Bovendien was hij bevriend met de Engelse jongen John Lockhart, die in met zijn familie in Haarlem was komen wonen. Via John werd hij een enthousiaste lezer van Walter Scott, George Byron en Laurence Sterne (vooral A Sentimental Journey). Tijdens zijn Haarlemse jeugd was hij ook al een groot fan van Willem Bilderdijk, de excentrieke oude dichter die in deze stad zijn laatste jaren sleet. De piepjonge Nicolaas schreef ook zelf gedichten en beschouwingen. Er werd zelfs een vers van hem gepubliceerd in de prestigieuze Muzen-almanak.

Romantiek in studententijd

Toen hij in in Leiden theologie ging studeren, leerde hij nog veel meer leeftijdsgenoten kennen met wie hij zijn literaire passie kon delen, onder wie Johannes ‘Jonathan’ Hasebroek en Jan ‘Klikspaan’ Kneppelhout. Met hen en nog wat andere vrienden richtte hij een club op, de ‘Rederijkerskamer voor uiterlijke welsprekendheid’, die

Beets, Nicolaas

Nederlands dichter en prozaschrijver (Haarlem - Utrecht ). Zoon van een apotheker, werkte sinds mee aan tijdschriften en almanakken, studeerde van tot theologie te Leiden. Zijn bewondering voor Byron en Scott blijkt uit navolgingen zoals Jose, een Spaansch verhaal (), Kuser (), Guy de Vlaming (), als ook uit het studentikoze feestverslag De masquerade (). Zijn lyrische Gedichten verschenen in Aan het eind van deze ‘zwarte tijd’, zoals Beets die zelf noemde, publiceerde hij onder de schuilnaam Hildebrand de Camera Obscura, het boek waarop zijn duurzame roem berust, de gevarieerde uitbeelding van Hollands biedermeierleven.

In werd Beets predikant in Heemstede; hij huwde met jonkvrouw Alida (Beets zelf noemde haar Aleide) van Foreest, een kleindochter van zijn vereerde hoogleraar J.H. van der Palm (), wiens biografie hij in schreef. In werd Beets beroepen naar Utrecht; in verloor hij zijn echtgenote, kort na de geboorte van hun negende kind. Het jaar daarop overleed zijn oudste zoon. Twee jaar later hertrouwde hij met Alida's jongere zuster, jonkvrouw Jacoba Elisabeth van Foreest; uit dit tweede huwelijk werden zes kinderen geboren.

Ofschoon verwant met het Réveil, verschilde Beets sterk van strijdvaardige dogmatici als Da Costa.

biografie: Nicolaas Beets


Nicolaas Beets  [Haarlem – Utrecht ]  letterkundige en predikant.

Beets studeerde van tot theologie te Leiden. In deze jaren was hij enthousiast over het werk van George Byron en Walter Scott, in wier somber-romantische trant hij verhalende gedichten schreef. Deze zwaarmoedige periode, die Beets zelf zijn ‘zwarte tijd’ noemde, strookte niet met zijn opgeruimde aard (vgl. zijn studentikoze feestverslag De masquerade, ), die dan ook  kort daarop zijn  uitdrukkingsmiddel vond in prozageschriften onder de schuilnaam Hildebrand,  later opgenomen in de Camera obscura, zijn beroemdste werk.

In  promoveerde hij tot doctor in de theologie op het proefschrift De Aeneae Silvii, qui postea Pius papa secundus, morum mentisque mutationis rationibus. Het jaar daarop werd hij predikant te Heemstede en trouwde hij met Aleida van Foreest. In deze periode schreef hij Ada van Holland en liedjes als Groote plas (over het droogmaken van de Haarlemmermeer), De conducteur en Maartje van Schalkwijk. In werd hij predikant te Utrecht en in hoogleraar in de kerkgeschiedenis aldaar (tot ).

Kort na de geboorte van hun negende kind stierf zijn vrouw in ; uit zijn tweede huwelijk met een jongere schoonzuster werden nog zes kinderen geboren. Als  geli